Loonkostverlichting?
Ondanks het feit dat het voor onze concurrentiekracht desastreuze, automatische systeem van loonindexering overeind blijft en een algemene indexsprong uitblijft, biedt de eenmalige beperking van die indexering tot het loongedeelte onder 4.000 euro bruto — zowel in 2026 als in 2028 — toch enige verlichting voor de zware loonkostenhandicap die onze bedrijven torsen. De centenindex is daarmee eindelijk een kleine doorbraak in het vastgeroeste loonkostendebat.
Jammer genoeg vloeit de helft van die loonkostvermindering vanuit de privébedrijven opnieuw rechtstreeks naar de overheid. De belastingdruk op hogere lonen daalt dus niet, maar wordt zelfs nog wat verder opgeschroefd. Bovendien zullen de voorziene btw-verhogingen (1,3 miljard) en de stijgende accijnzen op gas de loonindex zelf nog meer de hoogte indrijven, waardoor het positieve effect verder verwatert.
Daarbovenop wordt de vermindering van de bedrijfsvoorheffing ter ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling, én om nacht- en ploegenarbeid leefbaar te houden — beide belangrijke compensaties voor onze torenhoge loonkosten — voor de rest van de legislatuur bevroren.
Wat blijft er dan uiteindelijk over voor de broodnodige versterking van onze concurrentiekracht?
Extra taksen
Tegelijkertijd worden de belastingen die specifiek op bedrijven gericht zijn, verder uitgebreid. Een verdubbeling van de effectentaks ondermijnt - net als de meerwaardebelasting - de investeringsbereidheid. De bankentaks bemoeilijkt op haar beurt de financiering van bedrijven, en bovendien stijgt de belastingdruk voor álle kleine ondernemingen door een hoger tarief van roerende voorheffing op winstuitkeringen.
Voor de ambitie van de regering om werken duidelijk aantrekkelijker te maken dan niet-werken - nochtans een van de belangrijkste en meest noodzakelijke hervormingen - lijkt dan weer de handrem te worden opgetrokken. Dat blijkt uit de weliswaar iets vroegere start, maar tegelijk verdere spreiding in de tijd van de aanpassingen in de personenbelasting die hieraan moeten bijdragen. Op een moment dat het water bedrijven letterlijk aan de lippen staat, mag verwacht worden dat men net doorduwt met meer en krachtigere hervormingen, in plaats van terug te schakelen.
Energienorm
De bevestiging en versterking van de al langer aangekondigde energienorm, die de problematische energiekosten voor onze bedrijven moet helpen verlichten, is wél een duidelijk positief element in het akkoord. Maar gezien de acute crisistoestand in onze industriesector moet deze maatregel nu vooral prioritair en met hoogdringendheid - liever vandaag dan morgen - in daden worden omgezet.
Langdurig ziek
Dat een ziekteperiode meetelt als actieve periode in het kader van de pensioenen, is op zich geen onlogische maatregel, zolang het effectief gaat om ziekteperiodes die werken écht onmogelijk maakten. Wat daarentegen wél onverklaarbaar blijft, is dat ons land drie keer zoveel langdurig zieken telt als onze buurlanden, en dat dit aantal bovendien blijft stijgen.
De aanpak daarvan lijkt nu eindelijk vorm te krijgen, al blijven de concrete modaliteiten voorlopig onduidelijk. Wat in elk geval niet kan, is uitsluitend naar de werkgever kijken om opnieuw een groter deel van de factuur te dragen. Zeker niet zolang andere actoren — zoals artsen, ziekenfondsen én de werknemers zelf — eindelijk zelf voor hun voor verantwoordelijkheden worden geplaatst.